Waarnemen, wat is dat? En hoe doen we dat?

Twee hele mooie vragen, die geen antwoord hebben en waarschijnlijk ook nooit zullen krijgen. Ik kan dus nou niet zeggen “waarom niet”? Want dan heb ik er alweer een vraag bij in plaats een antwoord. En bij waarnemen is het niet nodig om vragen te hebben of te stellen. Bij waarnemen moet je juist af van de vragen anders vertroebeld dat de waarneming. Het vragen over wat we waarnemen is denkwerk. En aangezien we onze aandacht alleen maar op één onderwerp kunnen richten en vasthouden, wordt het moeilijk wanneer het er in één keer twee onderwerpen zijn, die door elkaar lopen. En daarmee is de vraag “hoe doen we dat“ snel beantwoord, hoewel het geen antwoord is. We doen er niets voor, het gaat helemaal vanzelf. Wanneer we de ogen ‘s morgens openen gaat de waarneming ook beginnen en zolang we niet bewusteloos raken, blijft die maar doorgaan, we kunnen het zelfs niet uitzetten. Dit is bij alle zintuigen, waarmee we met de binnen- en buitenwereld in verbinding staan, het geval.

We gebruiken onze zintuigen altijd maar gedeeltelijk richting de dingen toe. Dit komt om dat we niet aandachtig zijn en omdat we waarnemen met vooroordelen en overtuigingen. Het is zelfs moeilijk om de natuur onbevooroordeeld waar te nemen. Het kijken naar een bloem of een plant, zonder enige kennis,¬ haar enkel waarnemen wordt zelfs heel moeilijk omdat ons bewustzijn steeds afdwaalt en niet zolang geïnteresseerd blijft. Maar ook al kunnen we dat wel, dan nemen we toch waar met een bepaalde waardering en met verbale beschrijvingen, die ons, de ik, onze persoonlijkheid, de waarnemer een gevoel geven alsof we de werkelijkheid hebben waargenomen. Opzettelijk waarnemen is niet werkelijk waarnemen. We horen en kijken nooit werkelijk. Als we een bloem, plant, of boom voor de eerste keer in ons leven zien, zullen we daar een beeld van maken, namelijk tegen ons zelf vertellen wat we gezien hebben. En dat doen we bijna met alles, we zeggen wat we zien, maar ook bij de waarneming door de andere zintuigen, blijven we alles beschrijven.

Hoe vaker we ermee in aanraking komen des te groter wordt ons beeld in omvang. We kunnen hieraan steeds meer kennis toevoegen. Komen we dan weer, op een zeker moment zo'n plant of bloem tegen dan zullen we dat beeld zien of door dat beeld heen waarnemen. De bloem, plant of boom en de kennis, het verleden, de waarnemer. En tussen de bloem, plant of boom en de waarnemer, is dan een afstand gekomen, of een scheiding tussen die twee, zou je het ook kunnen noemen. Dat wat waarnemen was heeft nu plaats gemaakt voor een waarnemer. De waarnemer is nu de verzameling van alle kennis uit het verleden. Alle ervaringen uit het verleden waren mijn ervaringen, en zullen anders zijn als die van jou. Mijn ervaringen, mijn verleden en mijn kennis geven het "ik" gevoel, dat ik iets ben of een persoon, die de eigenaar is van alle ervaringen samen. Dit "ik" gevoel is altijd aanwezig, wanneer het denken werkzaam is. Wanneer het denken niet aanwezig is, is er wel bewustzijn maar niet van een persoon. Als "ik" iets waarneem dan komt bijna op hetzelfde ogenblik alle ervaringen uit het verleden die ik heb over het onderwerp. Deze kennis in beelden, geluiden, gevoelens enzovoort, zijn onze herinneringen, is ons verleden. De afstand tussen de plant en ik, is de wereld en mijn lichaam, maar ook de afstand tussen het feit, het “nu “en het verleden. Als we dit nu samen vatten dan krijgen we het volgende: waarnemen, er vervolgens een beeld van maken, er over nadenken, en opslaan als kennis, die als een herinnering weer wordt opgeroepen bij een soort gelijke waarneming, wordt dan het "ik" gevoel. Het contact tussen bloem en ik is dan verloren gegaan.

Onze persoonlijke wereld bestaat dus uit talloze zintuiglijke indrukken, waarvan we maar weinige kunnen plaatsen. Vervolgens worden deze indrukken, die dan nog overblijven, op hun beurt nog een keer gefilterd door de belangstelling en afkeer. Wat onze zintuigen¬ waarnemen zal steeds gericht zijn door onze interesse en proberen te verhinderen waar wij weerstand tegen hebben of ons van afkeren. Zo worden de kleinste fragmenten die we waarnemen nog een keer gefilterd door onze ervaringen (herkenning), zoals de cultuur (wat bij ons hoort), de maatschappij (normen en waarden), conclusies (wat we denken, te hebben begrepen), oordelen (waarmee we onze keuze bevestigen), overtuigingen (waar we van overtuigd zijn, wat de waarheid, werkelijkheid is), veroordelingen (wat we niet of wel willen), bevooroordeeld zijn (wat we ons eigen hebben gemaakt, toegevoegd hebben aan onze persoonlijkheid). Dit allemaal samen maakt ons wereldbeeld, dat voortvloeit uit ons bestaan, uit in het geheel. Dit wereldbeeld komt niet tot stand door waarneming, maar door het denken over datgene van wat we waarnemen. We vergelijken wat we waarnemen, in fracties van seconden, wat we al aan kennis over datgene wat we waarnemen bezitten. Vanuit deze kennis vertalen we wat we zien, of denken te horen of te voelen.

Deze wereld is zo groot, zo omvangrijk, dat we hem moeten opdelen in stukjes om hem aan anderen duidelijk te kunnen maken en aan onszelf. Daarbij komt nog een keer dat als we wereldbeelden maken er informatie aan toevoegen of weglaten omdat wij vinden dat het zo is (oordeel wordt vooroordeel). Mensen vinden deze beelden, kaarten, mappen, kennis of hoe je het ook noemen wilt, enorm belangrijk als ze nieuwe dingen, mensen of situaties tegenkomen of kunnen verwachten. Dit doen we om nieuwe dingen, dus onbekende dingen, aan ons zelf bekend te maken. We benaderen het nieuwe met oude kennis en plaatsen het nieuwe erin. We laten zelfs achterwege om een nieuwe kaart of beeld aan te leggen, we passen aan of laten het bij het oude, het bekende.

In de praktijk zal het daarom zo zijn, dat we zullen luisteren naar iemand die ons interessant lijkt of iets interessants te vertellen heeft of in ieder geval iets waardoor we voordeel kunnen hebben of iets nieuws kunnen leren. Of is het iemand waarmee we de ervaring hebben dat hij oppervlakkig, beperkt of steeds hetzelfde vertelt, dan zullen we er weinig aandacht voor hebben of helemaal niet luisteren. Heel vaak komt het voor dat we het antwoord al klaar hebben voordat de ander is uitgesproken, of dat we hem onderbreken omdat we over iets anders willen praten. Uit dit bovenstaande zou al duidelijk moeten zijn dat we ook zelden luisteren. En als we al even luisteren dan zullen we zelf dit snel genoeg onderbreken omdat zich via het geheugen de kennis meldt die over is gebleven uit eerdere ervaringen en betrekking heeft op het onderwerp waarnaar we aan het luisteren zijn. Voordat de ander uitgesproken is weten wij al, of denken te weten, of we daar iets aan hebben, van leren, de waarheid of werkelijkheid is, enzovoorts.

Dus, ook luisteren, echt luisteren, zonder er iets aan toe te voegen of van weg te laten, zonder oordeel, vooroordeel, zonder een enkele conclusie te trekken, is er zelden bij. Dit is bij alle zintuigen het geval, waarmee we met de buitenwereld in verbinding staan. Alles in het luisteren, zien, wordt onderbroken door onze herinneringen en kennis, waarna we gaan bevestigen of afwijzen. Uiterlijk is het dan aan ons, of we er iets mee doen, met dat wat we horen of zien. Innerlijk wordt dan beslist of het onze toekomst wordt of niet. Want voor de buitenkant hebben we (wereld)beelden, voor het innerlijk hebben we zelfbeelden. Beelden van hoe we zijn en beelden van hoe we eigenlijk zouden moeten zijn of worden. Om al het voorgaande samen te vatten kunnen we wel zeggen dat ons horen, zien, ruiken, proeven en voelen altijd slechts gedeeltelijk is en nooit volledig. We niet over de benodigde aandacht beschikken. We nemen waar vanuit een voor of een tegen. Ons waarnemen mengt zich met onze herinneringen, kennis, meningen, overtuigingen en met ervaringen die we al eerder over het onderwerp hebben gehad. We denken dan te weten waar het over gaat of hoe het in zijn werk zal gaan of zit. Als bovenstaande punten aanwezig zijn dan kun je met een zekere stelligheid beweren dat echte communicatie onmogelijk is om bij te dragen zodat alles duidelijker kan worden. Het draagt vaker bij aan onduidelijkheid.

Wat hebben we dus ontdekt?

Dat wanneer we iets bespreken eigenlijk nooit goed naar elkaar kunnen en willen luisteren. We luisteren altijd met een voor of een tegen en zijn geneigd om ons onmiddellijk te verzetten als dat tegen onze gewoontes, patronen of leef¬ of denkwijze ingaat. Of we moeten er voordeel bij hebben. Luisteren en zien is een kunst en de kunst bestaat hierin dat men niet steeds interpreteert van wat men waarneemt. Dus om ervoor te zorgen dat we elkaar zien en werkelijk begrijpen, voor zo een waarneming en contact, heb je energie, aandacht en genegenheid nodig en niet een conclusie die bestaat uit beelden waarvan jij denkt wat er bedoeld wordt.

Maar om echt naar het gesproken woord, naar de zin van het woord te luisteren, om te zorgen dat er begrip is, aandacht en genegenheid voor elkaar of liever voor de hele groep, dat is "luisteren". Wanneer het onderwerp of de denkbeelden die ons ter harte gaan dezelfde zijn, wanneer we ons met iets bepaalds bezighouden en ons op hetzelfde niveau bevinden, dan kunnen we spreken over communicatie. Communicatie is een wederzijds contact. Hier spelen wel dezelfde belangen een rol n.l. dat we vrij zijn van weerstand en verzet, onvoorwaardelijk en onbevooroordeeld zijn. Geen weerstand en verzet wil niet zeggen dat we ons moeten laten beleren, betuttelen, beperken of ons onder een of ander gezag moeten stellen dat ons zegt hoe te moeten handelen. Maar eenvoudig om het contact tot stand te brengen. Contact niet alleen met mensen maar ook met onze omgeving.

Daarom is contact een diepere laag van waarneming. Deze waarneming vindt nog altijd plaats via zintuigen en bewustzijn. Zo kunnen we dus onze omgeving maar ook onszelf waarnemen. Dit is wat we meer hebben dan een plant of dier. Wij kunnen beschikken over zelfwaarneming of zelfkennis. Deze zelfkennis mist op zijn beurt weer alle levendigheid. Ze is bijna tot stilstand gekomen, omdat we wat we waar hebben genomen over onszelf, in een beeld hebben gestopt. Bovendien bestaat deze kennis uit conclusies, meningen, oordelen en veroordelingen en niet uit waarneming, communicatie of relatie. Als we dus aan iemand vragen "wie of wat ben je eigenlijk", dan zal hij over dat beeld vertellen wat hij over of van zichzelf heeft. We hebben onze ervaringen en reacties tot een vast persoonlijkheid gemaakt. Dit beeld berust dan ook helemaal op ons verleden. Hebben we dat beeld bijzonder goed en vast weten te maken dan spreken we over "zelfverzekerd zijn". Maar we hebben ook nog een toekomstbeeld, een beeld dat iets zegt over hoe we eigenlijk zullen moeten worden. Maar omdat we dat nog niet zijn hopen we dat in de toekomst dan toch te worden. Dit beïnvloedt opnieuw onze waarneming. In ieder geval hebben we nu een indeling geschapen tussen zoals ik ben en eigenlijk zou willen zijn en tussen wat ik ben en wat een ander is, die we dus zeker niet willen zijn - dus een indeling tussen, innerlijk en uiterlijk, tussen jou en mij. Momenteel zijn er veel trainingen en deze hebben alle iets gemeenschappelijks, namelijk dat ze voorwaarden stellen. Een voorwaarde voor communicatie is "open staan" of openheid.

Maar als je om je heen en in jezelf waarneemt, dan zul je vlug ontdekken dat je openheid niet kunt maken, niet kunt vinden of kunt leren van iemand anders. Openheid zal wellicht vanzelf ontstaan als men inzicht krijgt in wat en waarom men zo angstvallig dingen verbergt. Ook dit opzettelijke is geen waarneming en bijzonder zwaar en moeilijk om vol te houden. Nee, we moeten eerst ontdekken waar het steeds fout gaat. Fout is misschien niet het goede woord, ''breuk'' of onderbreking zou beter zijn. Nou de breuk zit daar waar waarneming bezoek krijgt van herinneringen. Deze herinneringen leiden ons n.l. af van onze waarneming. Hierdoor wordt de waarneming vertekent en de communicatie komt daardoor niet tot stand. En bij de eerste vraag “waarnemen, wat is dat “kunnen we zeggen dat het met onze zintuigen prikkels opvangen, van de binnen en buitenwereld en die vertalen naar wat er aanwezig is. En dat houdt in dat ik datgene wat omheen en in mezelf is, ervaar en er bewust van probeer te worden. En nu kunnen we twee dingen waarnemen, het ene is wat wij denken te zien (zelfkennis) en het andere zijn de feiten. Wat is het verschil, verdorie weer een vraag. Het verschil is, van wat wij denken te zien, is voor iedereen anders. De feiten zijn voor iedereen hetzelfde.

Nu kunnen we wel zeggen dat het een feit is dat we de zon schijnt en wanneer ze schijnt zal ook iedereen dat bevestigen. Maar natuurlijk niet iemand, die blind is. En zo zullen er altijd wel uitzonderingen zijn. Maar over het algemeen zijn de feiten voor “bijna” Iedereen hetzelfde. Dus we kunnen dat wel zeggen maar het is er geen. Want een feit moet je vast kunnen zetten, of moet vaststaan en niet veranderen. Want dit is zeer belangrijk voor de religie, wetenschap, politiek, de rechtsstaat, maar vooral wat ons dagelijks leven betreft, want willen we ergens zeker van zijn en dan gaan we het vastleggen. Zodat het voor iedereen hetzelfde is, en niet veranderd. De taal, tekening en de foto zijn middelen om dingen vast te leggen. Daarom hebben we ook een diploma, trouwboekje, rijbewijs, geboorteakte, Sofie nummer, bouwtekeningen enzovoort. Maar dat de zon schijnt kunnen we niet vastleggen. Maar als ze morgen schijnt, is dat vandaag, geen feit. Maar ook hier hebben we weer uitzonderingen. Want voor analfabeten zijn de meeste dingen dus niet, wat voor mensen, die de taal beheersen, wel is. Dus dat ligt aan de persoon en niet aan het feit. En dan komen we bij de bekende uitdrukking dat iets “zwart op wit “moet komen te staan. Dit zwart op wit moet dan aan alle twijfel en onzekerheid een einde maken. Alles wat er geschreven staat over de zon, zal voor weinig misverstand zorgen.

Hoewel het een feit is dat iedereen hetzelfde kan lezen, wil niet zeggen dat het ook waarheid is wat er geschreven staat. Maar de taal is wel een manier om uitdrukking te geven aan onze belevingswereld, terwijl de taal nog verder verwijderd ligt van de werkelijkheid of waarheid. De zon mag dan wel duidelijk zijn, maar hoe zit het met woorden als waarheid, vertrouwen, geloof enz. Woorden die een eigen waarde hebben ontleend aan je eigen ervaringen, kennis en gevoelens, die samen bepalen wat de betekenis van dat woord voor jou is. Wat ik vind wat vertrouwen is of inhoudt zal voor een ander misschien helemaal niet zo zijn, ook al staat het woord vertrouwen zwart op wit. Gebruiken we dus zulke woorden dan zal al vlug duidelijk zijn dat we langs elkaar heen praten en denken. Dus, wat is nou waarnemen? Dan is waarnemen ongeveer 10% feiten en 90% dat wat we denken te “zien “. Dit geldt natuurlijk ook voor de andere zintuigen. Maar wat waarnemen zou moeten zijn, is: “een verbinding met wat er is, met het bestaan".

Volgende Bericht